Op 34-jarige leeftijd behoort Tom tot de gelukkigen wiens ouders nog in leven zijn en volop genieten van hun pensioen.
Beide ouders zijn gezond en besteden hun dagen aan reizen en het spenderen van hun spaargeld aan luxe vakanties en goederen.
Tom voelt echter diepe droefheid telkens wanneer zijn ouders geld uitgeven in plaats van vreugde te ervaren.
Elke euro die zij uitgeven ziet hij als een vermindering van zijn toekomstige erfenis. Zelfs kleine uitgaven, zoals een colaatje van 3 euro op het strand, voelt voor hem als een financiële tegenslag.
Tom huurt een flat en heeft een stabiele baan zonder uitzicht op promotie, waardoor het moeilijk voor hem is om te sparen voor een eigen huis.
De luxe levensstijl van zijn ouders, inclusief de recente aankoop van een nieuwe auto, vergroot zijn gevoel van frustratie en machteloosheid.
Ondanks zijn besef dat zijn gevoelens ten opzichte van zijn ouders niet rechtvaardig zijn, verlangt Tom naar meer dan wat hij momenteel heeft.
Hij vindt het zelfs egoïstisch van zijn ouders dat zij hun geld besteden aan reizen in plaats van zich zorgen te maken over zijn financiële toekomst.
Tom vreest dat zijn ouders zijn ware gevoelens zullen ontdekken en overweegt dat zij hem kunnen onterven uit angst.
Dit zou betekenen dat hij niet alleen met zijn huidige financiële beperkingen moet leven, maar ook zonder enige vorm van toekomstige steun van zijn ouders.